Citaten / Quotations

Sinds 2010 noteer ik uit gelezen boeken de beste fragmenten en verzamel deze in onderstaande bloemlezing. De gelezen boeken zelf, verwerk ik in mijn eigen Google Library, met als labels:
– Boekenbezit: niet gelezen/gelezen;
– Boekenbezat: niet-gelezen/gelezen.

Veel leesplezier met onderstaande bloemlezing!

Klein_embleem_def
‘The commissioners decided on a gridiron plan for the new city, with ”rectilinear and rectangular” streets. Their reasoning was that straight-sided and right-angled houses were the cheapest to build and the most convenient to live in, and also the easiest to locate and to describe in legal documents. The vague geography of the oldest part of the city, which had no street signs and few numbers, must have annoyed their orderly minds and determined them to make New York a city in which to find one’s way without confusion. They ignored nature, preservering none of the natural contours of the land as they drained swamps, leveled hills, and cut down trees. ”These men would have cut down the seven hills of Rome, ”a latter authority asserted”, aldus Jerry E. Patterson in Fifth Avenue. The Best Address, New York 1998, pp. 11-12.

‘Na afloop van het diner bracht de hulpvaardige treinpassagier haar naar Euston Street, waar haar trein naar Holyhead om 10 voor halfnegen zou vertrekken. Hij had ook reisdekens voor haar meegenomen en kussentjes, een cake voor als ze onderweg honger kreeg en wat boeken en kranten; in de trein controleerde hij of haar voetenwarmer gevuld was met voldoende warm water. ‘In de harten van mannen ligt heel wat hulpvaardigheid en tederheid besloten,’ schreef [Elizabeth] Bisland hetzelfde reisartikel, ‘en hoewel vrouwen er misschien geen erg in hebben, omdat zij op die kwaliteiten geen beroep doen, kan op die mannelijke edelmoedigheid een bijna onbeperkt beroep worden gedaan’, aldus citeert Matthew Goodman Elizabeth Bisland (1861-1929) in 80 Dagen. Een race om de wereld. De avontuurlijke reis van Nellie Bly, de eerste onderzoeksjournaliste (Antwerpen/Vianen 2013), p. 308, die het in 1890 tegen Nelly Bly (1864-1922) opneemt om als snelste een reis om de wereld te maken.


‘[Elizabeth] Bisland bleek het heerlijk te vinden om te reizen. Iedere dag opnieuw had ze er een onvermoed plezier in om een lijstjes te maken van bezienswaardigheden, en ze begreep de opgetogenheid van Keats’ ‘kijker naar de sterren / Als hij een nieuwe planeet ontwaart’. Reizen, bedacht ze, was een verrukkelijke manier om je intellectuele nieuwsgierigheid te bevredigen, die volgens de Engelse schrijver Samuel Johnson aan alle wijsheid en cultuur ten grondslag ligt. ‘Ik stap ’s avonds uitgeput in bed,’ schreef ze in haar notitieboekje, en sta ‘de volgende dag glimlachend en vol verwachting weer op’, aldus Elisabeth Bisland (1861-1929) , geciteerd in Elizabeth in 80 Dagen. Een race om de wereld. De avontuurlijke reis van Nellie Bly, de eerste onderzoeksjournaliste (Antwerpen/Vianen 2013, p. 242.


We zijn steeds minder geneigd dan in de vorige eeuw onze nek uit te steken bij grote misstanden in de wereld zoals bij apartheid. We hadden in onze reactie de dominee en de koopman, maar we hebben de dominee met pensioen gestuurd’, aldus fractieleider van D66, Alexander Pechtold, gevraagd waar de Nederlandse angst voor Trump en Poetin vandaan komt. AD. Haagsche Courant, d.d. 12 november 2016, p. 7


‘Geld neemt in gebruikswaarde toe al naargelang het aantal w’s in je leven dat je in de hand hebt: wat je doet, wanneer je het doet, waar je het doet en met wie. Ik noem dit de ‘vrijheidsfactor’,’ aldus Timothy Ferriss in zijn Een werkweek van 4 uur. Leid een rijk leven zonder veel te doen (2011), p. 32

‘Vraag om vergeving, niet om toestemming. Leer een goede rebel te worden en zeg dat het je spijt als je het echt hebt verknald’, aldus de tip van Timothy Ferriss in Een werkweek van 4 uur. Leid een rijk leven zonder veel te doen (2011), p. 42

Klein_embleem_def

‘Het is veel lucratiever en leuker om je sterke punten te gebruiken dan te proberen alle defecten in je wapenuitrusting te repareren […] Zorg dat je meer gebruikmaakt van je sterke punten in plaats van voortdurend reparaties uit te voeren’, zo luidt nog een wijze tip van Timothy Ferriss in Een werkweek van 4 uur. Leid een rijk leven zonder veel te doen (2011), 42

‘Ik heb privé-vliegtuigen gehuurd om over de Andes te vliegen, de beste wijnen ter wereld gedronken en afdalingen gemaakt van topskipistes. Ik heb als een vorst geleefd, luierend aan de rand van het enorme zwembad van een privévilla. En het geheim dat ik maar zelden met anderen deel , is simpel: het kost allemaal minder dan de gemiddelde huur in de Verenigde Staten. Als je je kunt bevrijden van tijd en locatie, is je geld automatisch drie tot tien keer meer waard. Dat heeft niets te maken met wisselkoersen. Rijk zijn en in staat zijn om als een miljonair te leven, zijn in wezen twee zeer verschillende dingen’, aldus Timothy Ferriss in Een werkweek van 4 uur. Leid een rijk leven zonder veel te doen (2011), p. 32

Klein_embleem_def

‘Zodra je ophoudt de wereld en de mensen persoonlijk te nemen, houden die langzaam op je te kwetsen.’ De Asielzoeker (2003) van Arnon Grunberg, p. 119

Klein_embleem_def

‘Er komt een dag in je leven dat je uit elkaar valt, omdat je eigen rituelen, die je gekoesterd en verzorgd hebt, zich tegen je blijken te keren. Je werk, waarvan je dacht dat het je aan het leven bond, duwt je er juist verder vandaan. En dan eindig je met wat te koop is: een ring, elegant en toch niet protserig, een cursus geitenkaas maken, gezichtsmaskers, conditioner voor droog haar’. De Asielzoeker (2003) van Arnon Grunberg, p. 124

Klein_embleem_def

‘Dit was de plek war de illusieloze veranderde in een spiritueel mens, heier richtte de illusieloze mens zijn psalmen tot de dove almachtige. Hier perste hij de laatste restjes stervende lust uit zijn lichaam, hier werd hij één met de wereld. De schuilkelder van de Georgische was de intensive care voor de hartstocht’. De Asielzoeker (2003) van Arnon Grunberg, p. 129

Klein_embleem_def

‘Dit is niets dan waanzin, denkt hij, terwijl ze de straat uitrijden, niets dan waanzin. Maar hoe ver hij ook terugkijkt in zijn verleden, hij ziet alleen maar waanzin, en hoe ver hij ook vooruitkijkt, hij ziet alleen nog maar meer waanzin. Het leven mag een onbeschaafde uitvinding zijn, het is vooral ook de uitvinding van een waanzinnige, een gevaarlijke gek’. De Asielzoeker (2003) van Arnon Grunberg, p. 138

Klein_embleem_def

‘Wils leeftijd is hem een raadsel, alles tussen de veertig en zestig is mogelijk. Hij begrijpt mensen die zich terugtrekken uit de wereld, maar hij begrijpt niet waarom die terugtrekking gepaard moet gaan met zo’n grote hoeveelheid geiten’. De Asielzoeker (2003) van Arnon Grunberg, p. 142

Klein_embleem_def

‘Pas als de mensen van wie je dacht dat je in hun leven was, diep in hun leven, uit je leven verdwijnen, besef je dat je nooit in hun leven bent geweest, niet eens half. Misschien is dat de ware reden dat mensen bij elkaar blijven, om dat niet te hoeven beseffen, om te kunnen sterven zonder dat besef’. De Asielzoeker (2003) van Arnon Grunberg, p. 144

Klein_embleem_def

‘Het is hier ook gezellig met de kaarsen.’ Becks vrouw doet echt haar best. De schijn van normaliteit is de laatste verdedigingslinie tegen het totale verval, de uiteindelijke destructie’. De Asielzoeker (2003) van Arnon Grunberg, p. 159

Klein_embleem_def

‘Dat is alles eigenlijk. Ze wachten, maar ze hebben geen idee waarop, want ze zitten de hele dag thuis. Als je op kantoor zit weet je tenminste waar je op wacht. Tot het vijf uur wordt. Dat is duidelijk. Daarom zijn kantoren zo in trek. Maar thuis, het kan vijf uur worden, zes uur, vier uur ’s ochtends, er verandert niets. Je blijft wachten’. De Asielzoeker (2003) van Arnon Grunberg, p. 159

Klein_embleem_def

‘De geschiedenis lijkt soms net een telescoop: heel lang en toch inschuifbaar tot iets verrassends korts [sic]. Wij kunnen ons in 2007 nog nét voorstellen dat we Pierre Cuypers hadden gekend: mensen die net zo hoogbejaard zijn als hijzelf werd, hadden als peuter in 1920 immers nog bij hem op schoot kunnen zitten. Toen Cuypers zelf geboren werd, in 1827, liep zijn vader Johannes al tegen de zestig. Pierre was zijn jongste zoon. Johannes was geboren in de achttiende eeuw. Daarmee wordt, gezien vanaf ons standpunt in de tijd, een afstand van bijna tweeënhalve eeuw overbrugd’, aldus Ileen Montijn in haar monografie Pierre Cuypers. Schoonheid als hartstocht. 1827-1921 (Wormer 2007), p. 9

Klein_embleem_def

‘Van een afstandje sloeg mevrouw Kröller-Müller de verrichtingen van de twee vrienden gade. Het nieuwe werk dat Bart van der Leck haar toestuurde, kon haar niet bekoren. Ze vond dat hij zich te veel liet leiden door Mondriaans ‘lijnenkunst’ en in oktober 1916 schreef ze hem: ‘Mondriaan openbaart er altijd een stemming in en daardoor fascineert hij ons toch, al kunnen we geen denkbeelden aan zijn werk vastknopen. Maar u geeft ons een feit als abstractie […] Een stemmingsmoment is er niet bij, ook geen mystiek gevoel’, aldus citeert Lien Heyting Hélène Kröller-Müller in haar boek De Wereld In Een Dorp. Schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum, 1880-1920, Amsterdam 1994, p. 223

Klein_embleem_def

‘Jan Greshoff schreef later dat Mondriaan hem zeer boeide en dat hij getroffen was door de ‘eenheid van zijn wezen’. ‘Mondriaan sprak bedachtzaam. Wat hij zei leek op het eerste gezicht van gering belang. Doch het bleef niettemin in mij nawerken. En na korter of langer tijd kwam ik tot de slotsom dat er wel iets, en soms dat er hel veel in zat. […] Niets is gemakkelijker dan zich vrolijk te maken over zijn vlakjes en lijntjes of zijn opvatting als onbelangrijk terzijde te schuiven. Niets is ook dommer. Het is mogelijk dat men op het eerste gezicht niets ontdekt, zelfs in een welgeslaagde Mondriaan, maar zo men ook maar enigszins vertrouwd is met de vraagstukken van de schilderkunst (en daarbij onbevangen) bemerkt men al spoedig dat zijn bedoeling zich in ons genesteld heeft en ons niet meer verlaten wil’, aldus citeert Lien Heyting Greshoff in haar boek De Wereld In Een Dorp. Schilders, schrijvers en wereldverbeteraars in Laren en Blaricum, 1880-1920, Amsterdam 1994, p. 227

Klein_embleem_def

‘Want twijfel is het kenmerk van inzicht’, aldus de samenstellers van het vlugschrift Geen metro in de binnenstad (Amsterdam 1968), naar aanleiding van de nota Stadsspoorweg en het daardoor ontstane gevaar van een doodlopend spoor.

Klein_embleem_def

‘Vertrouwen verdwijnt sneller dan ze komt,’ aldus voorzitter van de Eurogroep, Jeroen Dijsselbloem, over de gesprekken met de nieuwe Griekse regering over schuldhulpverlening.

Klein_embleem_def

‘Drees,’ herhaalde de premier genietend, ‘dát was een heldere man. Een prima minister-president. Maar onder Drees ging het zeker niet democratischer toe dan onder mij. Drees schreef de conclusies van de ministerraad al vóór de vergadering op. Tijdens de vergadering schreef hij dan alles in steno. Aan het slot zei hij dan: ‘”Ik heb goed geluisterd, dit lijkt me op de opvatting van de ministerraad.” En dan las hij de conclusie die hij al van tevoren had opgesteld voor,’ aldus oud-premier Ruud Lubbers over zijn voorganger als premier, Willem Drees, in: Inzake het kabinet Lubbers (Amsterdam 1986, p. 101) door journalisten Max van Weezel en Joop van Tijn.

Klein_embleem_def

‘Eenheid van het schrift.
Of het nu door middel van van het al dan niet gedrukte boek of van een met de hand of de machine geschreven brief gebeurt, het onderling contact tussen mensen en groepen van mensen wordt voor een uiterst belangrijk deel onderhouden door het schrift. De grootste triomf, die iemand ondervindt, die op latere leeftijd heeft leren schrijven, ligt wel daarin dat hij nu in verbinding kan komen met verre bloedverwanten en vrienden. De eenzaamheid van de mens, die waardoor dan ook, niet meer temidden van zijn eigen omgeving kan blijven wordt opgeheven. Wellicht is dit door de eeuwen heen wel een van de belangrijkste functies geweest van het schrift, dat de onderlinge verbondenheid van mensen, die elkaar niet dagelijks kunnen ontmoeten, bewaard blijft,’ aldus de catalogus 5000 jaar schrift en schrijven vanwege de gelijknamige tentoonstelling in het Tropenmuseum Amsterdam (1956-1957).

Klein_embleem_def

‘Televisie.
Het industriële beeldschrift van de 20e eeuw. Na een lange ontwikkeling van de beschilderde rotswand over de hiëroglyphen naar het alfabet, grijpt de moderne mens weer terug naar het beeld […] Het is een typisch voorbeeld van het feit, dat in sommige opzichten het schrift weer verdrongen wordt door het beeld, waarmede men dus weer aan het begin van de weg staat, die de letter heeft afgelegd’, aldus de catalogus 5000 jaar schrift en schrijven vanwege de gelijknamige tentoonstelling in het Tropenmuseum Amsterdam (1956-1957).

Klein_embleem_def

‘De rondgang door de wereld van het schrift is geëindigd op hetzelfde punt als de aanvang: in een ver achter ons liggend verleden. Steeds weer bleek hoezeer de mens het schrift aan zich dienstbaar wist te maken en hoezeer het schrift de samenleving heeft beïnvloed. De tegenwoordige maatschappij is zonder dit ondenkbaar. Geen handeling wordt verricht, of het geschreven woord heeft er mede te maken. Met het volste recht geldt dan ook: ZONDER SCHRIFT GEEN MODERNE WERELD [kapitale letters van de auteurs-RvB]’, aldus wordt de catalogus 5000 jaar schrift en schrijven vanwege de gelijknamige tentoonstelling in het Tropenmuseum Amsterdam (1956-1957), besloten.

Klein_embleem_def

‘Slim bedacht, deze variatie op het Laatste Avondmaal, waarin de samenzweerders zich rekenschap gaven van hun zonden. Maar het echte visuele cadeautje kwam in de vorm van de lage bloeddruk van de verliezende actrice Sanne Vogel. Vlak voordat ze van de paal gleed, waarschuwde ze dat ze op het punt stond om flauw te vallen. Vriend en vijand omringden haar, om het lichaam op te vangen. Het zag eruit als een kruisafneming, misschien niet helemaal Rubens, Caravaggio of Van der Weyden, maar wel verrassend iconische televisie op een hoogst seculiere zender, waar hoge en lage kunst elkaar per ongeluk in de armen vielen,’ noteert TV-recensent Hans Beerekamp over ‘Expeditie Robinson’ in zijn column ‘Kruisafneming door schuldige zondaren’ (NRC, 18 oktober 2013).

Klein_embleem_def

‘Tot erfenis geroepen: die ouderwetse frase vat goed een motief samen om deze geschiedenis vast te leggen […] Het idee dat de doden van de levenden afhankelijk zijn, is me nadat ik het ergens tegenkwam altijd bijgebleven. Het is waar: als we de doden niet alleen begraven maar ook vergeten, dan zijn ze pas echt dood. Belangstelling voor het verleden is een manier, een niet-religieuze manier, om het verband tussen de levenden en de doden te onderhouden’, stelt publicist Paul Scheffer in zijn essay ‘De tragiek van het humanisme’, NRC Handelsblad 3 november 2013.

Klein_embleem_def

‘In 1990 waarschuwde de Franse filosoof Gilles Deleuze voor zulk technisch centrisme: „We zien natuurlijk wel dat elk soort maatschappij samengaat met een bepaald soort machine – waarbij eenvoudige mechanische machines samengaan met soevereine maatschappijen, thermodynamische machines met disciplinemaatschappijen, cybernetische machines en computers met controlemaatschappijen. Maar de machines verklaren niets, we moeten de collectieve ordening analyseren waarvan de machines maar één onderdeel zijn,” aldus Evgeny Morozov in zijn artikel ‘Het datadelirium‘, op 9 december 2013 verschenen in NRC Handelsblad.

Klein_embleem_def

‘Herr Friedrich over Romeinse kwispedoors, Gräfin Von Spucksatz over de plaatselijke aristocratie. Herinneringen, daar zijn in Europa goed in. Een toekomst hebben ze niet, maar wat een verleden! Nostalgie heeft iets decadents – iets heel ziekelijks, bedoel ik’, aldus protagonist Lois in het verhaal ‘Gastspreker’ van Paul Theroux, vader van documentairemaker Louis Theroux, opgenomen in de bloemlezing Soerabaja (Amsterdam 1993), p. 77.

Klein_embleem_def

‘Hoe preciezer de taal, hoe rijker. Hoe rijker de taal, hoe rijker wij, hoe verfijnder het palet aan schakeringen en nuances dat we kunnen ervaren. De taal staat mee aan de wieg van het gevoel. Hoe rijker onze taal, hoe rijker ons gevoelsleven’, aldus schrijfster Kristien Hemmerechts in Taalvoutjes. Het boek (Amsterdam 2014, p. 99) van Inger Hollebeek en Vellah Bogle

Klein_embleem_def

‘Ik speel het spel toch maar maar mee en spreek dus nu even regeringschinees. Bent u daar nog?’.
‘Ja,’ zei Regensberg. Prima man, droge humor, dacht hij.
‘Ik kreeg een telefoontje van een goede bekende van u. Zetelt gewoonlijk in een historisch bouwwerkje in het hart van de hofstad. Deze bekende verzocht mij aan u door te geven dat een zekere kogel door de kerk is, althans wat hem en uw andere vrienden betreft. Alles hangt nu af van uw jawoord. Liefst voor vrijdagavond zes uur, hún tijd. Het is vandaag woensdag. Noch kogel noch kerk zijn mij uiteraard bekend, maar toch alvast mijn gelukwensen’.
Regensberg moest grinniken. Prima kerel! Fungerspitzengefühl, heeft alles door, lacht zich rot om alle gewichtigdoenerij,’ aldus gewezen regeringsadviseur Regensberg in Bandoeng-Bandung (Amsterdam 1994, 5e druk), p. 109, van diplomaat en schrijver F. Springer, pseudoniem van Carel Jan Schneider (1932-2011).

Klein_embleem_def

‘Geschiedenis wordt pas erfgoed door spiritualiteit, door toe-eigening’, aldus emeritus prof.dr. Kees Waaijman (Radboud Universiteit Nijmegen)

Klein_embleem_def

‘Zonder processen van verstilling geen stilte’, aldus aldus emeritus prof.dr. Kees Waaijman (Radboud Universiteit Nijmegen) in zijn korte rede bij de overhandiging van de boekpresentatie van The Carthusians in the Low Countries (Krijn Pansters ed.), Leuven 2014, in de Caroluskapel in Roermond.

Klein_embleem_def

‘Het Kurhaus, Henkenhaf had het beroemde Kurhaus gebouwd! Schuimend stortte het begrip zich in Vedder uit, beide namen verbonden zich tot een titel, een kroon, een aureool waar niet alleen Henkenhaf hoger uit opsteeg maar ook zijn gezant Ebert, met wie hij nu doodgemoedereerd aan tafel zat – nooit tevoren trok het aroma van de macht en de roem zo diep door hem heen; had hij dat parfum vanuit de menigte voor het Amstel Hotel alleen maar kunnen opsnuiven, nu leek hij er wel een slok van te hebben genomen, en het as of zijn zenuwgestel niet meer door opwinding werd geprikkeld, maar door pure vreugde’, aldus Vedder, één van de hoofdpersonen in Publieke Werken van Thomas Rosenboom, p. 86, waarvoor hij in 2000 de Libris Literatuurprijs ontving.

Klein_embleem_def

‘De stemming is mat. [Juliette] Greco gaat slordig lopend op haar gouden schoentjes naar de kleedkamer. Een eenzame vogel. Ze heeft, tegen alles in, mijn sympathie.
En even verderop in de gang van Photosonore hoor ik: ‘Wat is dat meneer B?’ ‘Een nieuwe avondjurk.’ Vind je haar mooi?’
De binnenplaats is leeg, er staat alleen een grijze auto. Daarin zitten twee mannen bij een taperecorder. Ze buigen zich over Greco’s stem, die, zei Sartre eens, stenen veranderen in juwelen,’ aldus besluit reporter Bibeb (1914-2010, eigenlijk Elisabeth Maria Lampe-Soutberg) haar interview met Juliette Gréco in Bibeb in Parijs (Amsterdam 1957), p. 36.

Klein_embleem_def

‘Ik vind – praat ze [Simone Signoret] heftig – dat kunst, schilderen zowel als toneel en film – moet wortelen in de problemen van de tijd waarin men leeft. Wat overleef uit het verleden was nooit dat wat de tijd waarin het tot stand kwam, negeerde. Als je de mensen wilt boeien die in deze tijd leven, moet je waarachtige problemen behandelen, niet oppervlakkig, maar zo eerlijk mogelijk’, aldus Simone Signoret (1921-2010) tegen reporter Bibeb in haar Bibeb in Parijs (Amsterdam 1957), p. 81.

Klein_embleem_def

‘Schrijven is een nooduitgang tekenen op het bordkarton van onze werkelijkheid’, aldus schrijver P.F. Thomése in een artikel in De Standaard (maart 2009)

Klein_embleem_def

‘Schaken is echt iets voor escapisten. Voor mij was het vanaf mijn twaalfde de ideale vluchtweg’, aldus journalist Alexander Münninghoff tegen Liesbeth Wytzes van Vrij Nederland, 11 oktober 2014, p. 32-34

Klein_embleem_def

‘Inmiddels was het me zo langzamerhand door schade en schande duidelijk geworden wat ik niet kon of wilde. Maar wat dan wel? Dat stond me minder duidelijk voor ogen. Niets, in feite. Eigenlijk wilde ik alleen maar iedere dag uit kunnen slapen en altijd met mooi weer wakker worden. Dan een beetje ontspannen in de stad flaneren, tot in de puntjes gekleed volgens de mode van het jaargetijde. Dineren in de beste restaurants, in even charmant als spiritueel gezelschap. ’s Avonds naar theater of concert, en een opwindend nachtelijk avontuur als onveranderlijk besluit.
En het is dít beroep dat sindsdien door mij in volle tevredenheid wordt uitgeoefend’, waarmee schrijver Dirk Ayelt Kooiman (1946) zijn boekje Carrière (1979), met tekeningen van Jeroen Henneman, besluit.

Klein_embleem_def

‘De Russische admiraal had de eerste uren geen tijd voor ons. In de antichambre van zijn kantoor keken we uit over de haven. Daar kwam onder klaaglijk geloei van de stoomfluit een echte oceaanreus aanstomen. Dat moest hem zijn. Vergissen was niet mogelijk; op het achterdek stond een gevaarte , in mijn verbeelding zo groot als twee huizen onder één kap, met op de zijkanten in vlammende letters geschilderd: Chargé d’affaires of the Netherlands, room 702, Hotel Intercontinental, Dacca. Alles, dacht ik, alles wil ik doen om dit volk in nood te helpen (wie ben ik dat ik mág helpen?), maar dit kunnen ze toch niet van mij verwachten, van mij, de onhandigste lul ter wereld, met één koffertje in de hand in dit land gearriveerd, met mijn rijkstikmachine op de kaptafel in kamer 702’, vertelt hoofdpersoon Daniel in Bougainville. Een gedenkschrift (1981) van F. Springer (1932-2011, pseudoniem van Carel Jan Schneider, als hij namens Nederland een baggermachine in ontvangst mag nemen.

Klein_embleem_def

‘[…] Staten worden arm en gevaarlijk door hun eenzame karakter. Staten zijn, net als mensen, beter af in een gemeenschap’, aldus de Britse diplomaat Robert Cooper in NRC Handelsblad, d.d. 28 december 2013, p. 4-5 van het Opinie&Debat-katern.

Klein_embleem_def

‘There was very little public investment throughout the decade, with the exception of the construction of the M25, the orbital motorway which now nets London in a circle 50 kilometers (30 miles) across, providing new opportunities for development and speculation unhindered by the existing city. The failure to invest in London’s public realm produced a squalor that compared very unfavourably with the continuing improvement of other European capitals’, aldus Edward Jones en Christopher Woodward in hun A Guide to the Architecture of London (London 2000), p. 28

Klein_embleem_def

‘Verandering is de bevestiging dat je leeft’, aldus topman Karl Guha van Van Lanschot Bankiers, in Elsevier, 1 maart 2014, p. 54

Klein_embleem_def

‘Tijd en ruimte lopen wat uiteen in dit overzicht van Haagse historie […] Trouwens: indien men kernpunten van cultuur bezoekt, krijgt men immer het gevoel, dat men telkens even over de beperkte grenzen van één menselijke levensduur kan heen kijken, dat gevoel van er vaag toch even bij te zijn geweest toen het, vijf, zes generaties terug, gebeurde. Wonderlijk is dat niet; zeven eeuwen geschiedenis is per slot van rekening slechts een geschiedenis die maar veertien maal van grootvader op kleinzoon hoeft te zijn oververteld’, aldus J.M. Galjaard in: J.M. Galjaard; et al, Pleisteren en pierewaaien. Een luchtige gids voor Den Haag en Scheveningen, Den Haag 1964, p. 20.
‘Dit eigene is het, dat steden en dorpen levendig houdt en interessant maakt voor de mensen die het bewonen en bezoeken. Men verkeert er met de dingen, gedachten en mensen van nu en van toen tegelijk en men ervaart er die merkwaardige uitstraling der dode dingen, die maakt dat men een stad kan liefhebben of haten. Men ervaart het totaal als een een levend ding, waar men deel aan heeft en men voelt zich er thuis’, aldus J.M. Galjaard; et al, Pleisteren en pierewaaien. Een luchtige gids voor Den Haag en Scheveningen, Den Haag 1964, p. 25.

Klein_embleem_def

‘Ubi judicia deficiunt, incipit bellum’: waar rechtvaardige oordelen ontbreken, daar begint de oorlog, aldus de vertaling van J.M. Gallaard van de Latijnse spreuk van Hugo de Groot (Grotius). In: J.M. Galjaard; et al, Pleisteren en pierewaaien. Een luchtige gids voor Den Haag en Scheveningen, Den Haag 1964, p. 70.

Klein_embleem_def

‘Later was het [Paleis Noordeinde-RvB] zelfs in handen van de Duitse Keizer en toen werd het niet zo goed onderhouden. Voltaire logeerde er eens als gast van de Pruisische gezant en schreef (1740), dat er de boeken de laatste vijftig jaar alleen door de ratten waren gelezen en dat ze bedekt waren met de grootste spinnenwebben van Europa’, aldus J.M. Galjaard; et al, Pleisteren en pierewaaien. Een luchtige gids voor Den Haag en Scheveningen, Den Haag 1964, p. 89.

Klein_embleem_def

‘Waarom werd dit welvarende dorp [Den Haag-RvB] dan geen stad? Waarom wist men niet, zoals elders, van de grafelijke machthebber als beloning voor bepaalde diensten een privilege af te troggelen om het open dorp met muren te omgeven en er een verdedigbare stad van te maken?
Het antwoord lijkt ingewikkeld, maar is het niet: in feite waren die muren in de late middeleeuwen bestemd om de pas verworven vrijheid der poorters te bevestigen. Van achter de muren konden de stedelingen, naast en vaak tégen het gezag der ridders, een eigen macht opbouwen en zo nodig de wil van de graaf of de ridder weerstaan. Achter de muren waarborgde men, behalve de vrijheid, ook zijn geld tegen de, aan het einde van een tijdperk van roem en glans, in geldnood verkerende ridderstand. In de steden verdedigde zich de anti-feodale koopmansstand, die de kern zou worden van een nieuwe samenleving. Had Den Haag aan die verschuiving naar andere sociale en economische verhoudingen geen deel? Natuurlijk wel. Het dorp Die Haghe was juist rijk geworden door handel en nering. Maar zo men hier een muur had moeten zetten, waar had deze dan moeten staan? Men woonde als het ware bij de graaf in huis, binnen des Graven Hage. Ging niet de welvaart van dit dorp op en neer met de welvaart van het Hof? Wat viel er dan af te sluiten?’, aldus J.M. Galjaard in: J.M. Galjaard; et al, Pleisteren en pierewaaien. Een luchtige gids voor Den Haag en Scheveningen, Den Haag 1964, p. 9-10.

Klein_embleem_def

‘Een alleenloper zoekt houvast in vertrouwde routes. Zo maak ik elke dag een wandeling door de Jardin du Luxembourg en dat kan vanaf mijn huis niet zonder de Rue d’Assas over te steken. Hoofd opgeheven naar de gevels, want er hangt altijd wel ergens een plaquette die een verhaal vertelt. Parijs is goed in gedenken. Op een middag lees ik boven nummer 26 [moet zijn: 62- RvB]: ‘Hier in dit gebouw, voorheen hôtel Orfila, maakte de Zweedse auteur August Strindberg van februari tot juni 1896 een belangrijke fase van zijn leven door.’
Daaronder een citaat uit het boek Inferno. Verdomd… dat heb ik vorig jaar in een vakantiehuis gelezen,’ aldus Adriaan van Dis in Onder het zink. ABC Daire de Paris (Amsterdam 2004), p. 31.

Klein_embleem_def

‘Toen ze de zaal weer verlieten dacht ik, staande voor een der schilderijen, aan een ervaring die de dichter A. Roland Holst mij eens vertelde. Hij was nog jong en verbleef een tijdje in Parijs. Daar ging hij om met Mondriaan die er woonde en veel met Braque en Legèr verkeerde.
Mondriaan was, wat zijn opvattingen over abstracte kunst betrof, erg consequent. Zijn kamer in Parijs, waar natuurlijk werk van hem hing, had hij met grote zorgvuldigheid volgens zijn lijnen- en vlakkentheorie ingericht.
Hij wóónde, als het ware, in een Mondriaan. Zeer rechtlijnig. Maar ook zeer eenzaam.
Op Montparnasse ontmoette Roland Holst een mooie, jonge Russin die grote belangstelling bleek te hebben voor eigentijdse beeldende kunst. Hij vertelde haar over de denkbeelden van de toen nog volstrekt onbekende Mondriaan en ze bleek zeer geïnteresseerd.
‘Ik kan u wel met hem in aanraking brengen’, zei Roland Holst.
‘Graag’.
Hij had een bijbedoeling. Denkend aan de eenzame schilder in zijn abstracte kamer, koesterde hij de hoop dat deze mooie vrouw, met haar levendige belangstelling voor moderne kunst, misschien de ware voor hem zou kunnen zijn.
Toen ze samen bij Mondriaan op bezoek gingen, bemerkte hij, tot zijn voldoening, dat er dadelijk contact was. En wederzijds. De vrouw vroeg het honderd uit en Mondriaan ontvouwde, met welbehagen, zijn theorieën. Het ontging Roland Holst allerminst dat de schilder niet alleen voor de intelligente maar ook voor de schoonheid van zijn bezoekster zeer gevoelig was. Eindelijk stond ze op om heen te gaan.
Mondriaan bracht haar naar de deur. En daar sprak ze, met een gebaar naar die abstracte kamer, déze fatale woorden:
‘C’est très interessant, mais c’est complètement impossible de faire l’amour ici.’
Aldus Simon Carmiggelt in zijn Boekenweekgeschenk Mooi kado (Amsterdam 1979), p. 77-78.

Klein_embleem_def

‘Opeens, midden in een gesprek over een beeld dat er misschien beter uit zou kunnen omdat de Fransen het toch niet zouden begrijpen, ontspant hij [Jacques Tati-RvB] en vertelt met grote pret-ogen hoe hij laatst, in München, op een persconferentie door het behang ging, door op de vraag: ”Hoe voelt u zich hier?” te antwoorden: “Heel gelukkig, want ik ben zo blij dat ze in München nog niet helemaal klaar zijn met bouwen en dat is fijn, want als Duitsers klaar zijn in hun eigen land, willen ze altijd naar andere landen, om dáár van alles te gaan regelen, enne – nou ja, mochten jullie daar in de toekomst ooit weer aanvechtingen toe voelen, ga dan zonder wapens, naar Marseille bijvoorbeeld, om er ook zulke mooie grote huizen te bouwen, dan zullen ze jullie met open armen ontvangen want ze zijn er daar zelf veel te lui voor’. Het werd niet gewaardeerd’, aldus Simon Carmiggelt in zijn Boekenweekgeschenk Mooi kado (Amsterdam 1979), p. 23.

Klein_embleem_def

‘Alleen het idealisme kan lammeren veranderen in tijgers’, aldus A. Roland Holst, zoals geciteerd door Simon Carmiggelt in zijn Boekenweekgeschenk Mooi kado (Amsterdam 1979), p.11.

Klein_embleem_def

‘Veel andere gebouwen in het centrum zijn verlaten, zoals de schitterende Bank Pacific, of slechts deels in gebruik. Zij vormen de neerslachtige achtergrond voor de hordes motoren, scooters en brommertjes die als boze wespen door de straten zwermen’, aldus journalist Casper Postmaa over de teloorgang van Bandung, voorheen ook wel bijgenaamd het Blaricum van het Oosten, in Den Haag Centraal (14 maart 2014, p.p. 8-9)

Klein_embleem_def

‘Die avond dan zat ik daar en keer naar de vallende avond en zei tot mezelf, dat het iedere keer schoner om zien was hoe de zon achter de afgebroken huizen wegzonk, en ik vroeg me af hoe lang, hoe lang, hoe lang die oorlog nog duren ging, en of ik nu op de wereld was gekomen om altijd maar opnieuw oorlog te zien, die eerste was nog niet goed achter de rug of mijn vader zei al ‘voor u zal het nog eens oorlog moeten worden’, als ik eens het middageten niet lustte, en dan daarna was ik soldaat en dan daarna vocht men al in Spanje, neen nooit trok die waanzin eens over de wereld weg. Ik twijfelde eraan of het aan dat arme simpele volk lag of aan de geldmuur of omdat er teveel volk was of omdat er teveel geproduceerd werd, of dat het alleen een ziekte een delirium-tremens van de aarde zelf was’, aldus sombert de protagonist in Louis Paul Boons onvolprezen Mijn Kleine oorlog (Amsterdam 1947), p. 44.

Klein_embleem_def

‘En André deed ook die bloederige kruisweg van de gestapo-burelen naar Breendonk en van Breendonk naar Buchenwald, en daar in Buchenwald kwam men hem NOG EENS halen – en als men u daar kwam halen mocht men er gerust een kruisje over maken. Ze bonden hem de handen op de rug en brachten hem naar de galg, waar… och, ik wou haast zeggen waar zijn laatste das reeds klaar hing, maar het klinkt zo…. zo…. vooral als ge er aan denkt hoe honderden van onze beste mensen met de handen op de rug gebonden er zijn heen gestapt. Maar toen hij daar klaar stond waren de vliegers er almeteens, en was het alarm, en begonnen ze de barakken der s.s. te bombarderen, zodat men wegvluchtte en André daar alleen liet staan, naast zijn galg. En toen de vliegers weg waren kwam men terug uit de schuilplaatsen en zocht men vergeefs André die zich tussen de doden was gaan verbergen, hij had de papieren van een dode Fransman genomen en zijn papieren ervoor in de plaats gebracht’, aldus protagonist Louis in Mijn kleine oorlog van Louis Paul Boon (Amsterdam 1947), p. 84

Klein_embleem_def

‘En ware ik een nog groter dichter dan zou ik de lof zingen van de jazz, ziel van onze kapotte tijd, van onze vertwijfeling en woede en wanhoop – van onze tijd waarin wij, ieder voor zichzelf, ons niet thuis voelen, doch waarin geen ander geslacht dan het onze het zou kunnen uithouden, o Armstrong met uw trompet’, aldus protagonist Louis in Mijn kleine oorlog van Louis Paul Boon (Amsterdam 1947), p. 76

Klein_embleem_def

‘Een speciale categorie was die van de Engelandvaarders. De aanleiding dat die er – eerst later – bij betrokken werd, was een verhaal dat ik hoorde van een Engelandvaarder. Deze was na een maandenlange reis (België, Frankrijk, met een ‘passeur’ de Pyreneeën over, Spaanse gevangenis, Portugal) in Londen aangekomen. Hij hoorde toen toevallig dat daar een bureau was dat de ‘reiskosten’ van Engelandvaarders betaalde. Hij geloofde het eigenlijk maar half, maar toen hij op het opgegeven adres kwam, zat er een vriendelijke mijnheer die hem bevestigde dat hij deze zaken inderdaad behandelde. Deze vroeg hem zijn naam, wanneer hij in Londen was aangekomen en of hij een militaire rang had. Deze bleek reserve-kapitein te zijn. Voor de zekerheid werd nog even gevraagd of het niet majoor was, maar het bleef kapitein. Hij wilde toen beginnen met zijn reisverhaal, maar de vriendelijke mijnheer zie, dat dat niet nodig was, haalde een boekje uit zijn bureau waarin hij even bladerde, legde toen een bedrag van anderhalf pond op tafel en vroeg de Engelandvaarder om daarvoor een kwitantie te ondertekenen. Toen deze stomverbaasd vroeg wat dat betekende, kwam als antwoord: ‘Mijnheer, kijkt u maar zelf, dit is de dienstregeling van de Maatschappij Zeeland. Enkele reis naar Londen tweede klas is anderhalf pond. Als u majoor was had ik u twee en een half pond kunnen betalen voor eerste klasse!’, aldus memoreert Gijs van Hall (1904-1977), oud-burgemeester van Amsterdam, in zijn autobiografie Ervaringen van een Amsterdammer (Amsterdam 1976), p. 123-124

Klein_embleem_def

‘Het omgekeerde kwam ook in een heel enkel geval voor. Het betrof een boerenzoon uit een klein dorp in Brabant. Deze had een oproep gekregen voor de Arbeidsdienst. Hij voelde daar niets voor en is op zijn fiets gestapt en kwam door België en Frankrijk zonder éénmaal te zijn aangehouden. (hij paste natuurlijk geheel in het landschap.) Bij de Zwitserse grens vroegen de grenswachters hem wat hij kwam doen, waarop zijn antwoord was dat hij naar Engeland wilde gaan. Dat was echter niet zo eenvoudig, zeiden zij: hij moest eerst naar een kamp. Daarvoor voelde hij echter niets; hij was juist uit Nederland weggegaan om niet naar een kamp gestuurd te worden. Hij zie toen dat hij dan maar liever terugging. Nu, dat mocht, en zo ging hij, weer geheel ongehinderd, terug naar Brabant. Een jaar later dreigde echter het gevaar dat hij naar Duitsland zou worden gestuurd om daar te werken. Hij besloot toen dat hij een Zwitsers kamp dan maar verkoos boven een Duits kamp, stapte weer op zijn fiets en peddelde, alsof het een vacantiereisje[sic] betrof, weer naar Zwitserland. Na een korte tijd in een kamp werd hij naar Engeland gebracht, waar hij, na een opleiding te hebben genoten, de oorlog uitdiende bij de Onderzeedienst. Zijn verzoek was nu of hij een vergoeding kon krijgen voor zijn fiets die hij in Zwitserland had moeten achterlaten. Het was een oud beestje dus hij zou tevreden zijn met f 30,-. Die heeft hij gekregen!’, aldus Gijs van Hall (1904-1977), oud-burgemeester van Amsterdam, in zijn autobiografie Ervaringen van een Amsterdammer (Amsterdam 1976), p. 124-125

Klein_embleem_def

‘Hoewel dit niets met het bedrijfsleven te maken heeft, denk ik aan de heer Hein Siedenburg [1909-1990-RvB], firmant van de na de oorlog jammer genoeg opgeheven Kunstkandel[sic] Buffa in de Kalverstraat [39] in Amsterdam. Hij was gemobiliseerd en kreeg na de capitulatie orders om met zijn soldaten Nederlandse wapens in Rijnschepen te laden die naar Duitsland vervoerd moesten worden. Niemand had daarvoor natuurlijk animo. Een soldaat pakte bijvoorbeeld een machinegeweer op en ging in een slakkengang naar het Rijnschip. Halverwege bedacht hij dat hij beter een ander wapen had kunnen brengen. Hij liep dan terug naar de hoop wapens, pakte een ander geweer of machinegeweer, wandelde langzaam naar het Rijnschip, daalde voorzichtig in het ruim neer en legde het wapen voorzichtig, alsof het een baby gold, in een hoekje neer. Siedenburg werd bij de Duitsers op het matje geroepen en kreeg te horen dat het laden veel te veel tijd kostte. De volgende morgen stelde hij zijn soldaten op, hield en donderspeech zeggende onder andere dat wij gecapituleerd hadden en dus de orders van de Duitsers loyaal hadden uit te voeren. Hij zou ze een voorbeeld geven hoe moest worden geladen: hij ging naar de stapel wapens, pakte een beet, bracht het snel naar het schip en wierp het met een grote plof in het ruim. Dit sprak de soldaten aan en over het tempo van laden hoefde verder niet geklaagd te worden. Ik heb bij mijn beschrijving hiervan de zaak misschien wel een beetje gechargeerd, maar een feit is dat veel van de in beslag genomen wapens niet volledig of in slechte staat in Duitsland zijn aangekomen. Siedenburg is zo verstandig geweest zo spoedig mogelijk als het hem mogelijk was naar Engeland uit te wijken, waar hij de rest van de oorlog voortreffelijk werk heeft verricht, aldus Gijs van Hall (1904-1977), oud-burgemeester van Amsterdam, in zijn autobiografie Ervaringen van een Amsterdammer (Amsterdam 1976), p. 116-117. Hein Siedenburg vluchtte in 1942 met journalist Jacques Gans (1907-1972) na een zeer onstuimige reis via de Pyreneeën naar Engeland. In Londen werkte hij zich op tot lid van de staf van prins Bernhard hij werd uiteindelijk hoofdofficier van het Bureau Nationale Veiligheid, een voorloper van de BVD (Binnenlandse Veiligheidsdienst). Na de oorlog werd hij directeur van het prins Bernhard Fonds.

Klein_embleem_def

‘Maar mijn vriend Alois Miedl, die me [Henriëtte von Schirach-RvB] kwam afhalen, gaf antwoord: ‘Dat is een transport van Jodinnen. De vrouwen komen in een vrouwenkamp, de mannen in een mannenkamp.” “En de kinderen?” Hij haalde zijn schouders op. ”Doen de Duitsers dat?” “Wie anders?” “Weet Hitler dat?” “In ieder geval kun jij hem dat, als hij het niet weet, vertellen.” We reden naar een school. De gymnastiekzaal was van onder tot boven met de zeldzaamste dingen volgepakt; schilderijen, antieke meubels, oosterse tapijten, gobelins, kostbare bijbels, oude munten, sieraden. Alles was van een prijskaartje voorzien, alles was ook spotgoedkoop. “Is dit eigendom… behoorde dit toe aan de mensen die vannacht zijn weggebracht?” vroeg ik ontzet aan Miedl. “Zeker…” Henriëtte von Shirach schreef verder dat ze Miedls raad had opgevolgd en Hitler later had aangesproken over het jodinnentransport. Een enorme woedeaanval over haar ‘sentimentaliteit’ was de beloning. Hitlers adjudant had haar onmiddellijk uit diens vertrekken weggevoerd. “Waarom heeft u dat gedaan? U heeft hem heel boos gemaakt, rijdt u onmiddellijk weg, nu al.”
Geciteerd in: De Zaak Goudstikker (Amsterdam 1998) door journalist van het Algemeen Dagblad, Pieter den Hollander. Oorspronkelijke citaat in: Adriaan Venema, Kunsthandel in Nederland, 1940-1945, Amsterdam 1986, p. 143 e.v.

Klein_embleem_def
‘De kunsthandelaar die daar werkelijk verandering in bracht was Jacques Goudstikker. Hij was goed bekend met de Zwitserse chirurg dr. Otto Lanz, die zich als hoogleraar in de heelkunde aan de Universiteit van Amsterdam had gevestigd en als een ware jager Italiaanse kunst was gaan verzamelen. ‘Lanz’ verzamelwoede was ongekend, hij was een liefhebber, die vooral de jacht op zulke vroeg-Italiaanse kunstwerken fantastisch vond en daarin heel ver ging’, zegt professor Van Os. ‘Hij kon daar ook prachtige anekdotes over vertellen. Vanzelfsprekend werden de meeste schilderwerken het land in gesmokkeld om de invoerrechten te ontduiken en Lanz had daartoe een heel specifieke methode: hij deed zijn schilderijen in houten kisten waarop hij met grote letters ”Vorsicht, Schlangen” had gekalkt. Dat ging een aantal keren goed, maar Lanz begreep ook wel dat het een keer fout zou lopen. Hij had goed gegokt: juist die ene keer dat de douane zijn kisten openbrak, zat er een vol met slangen bij. De douaniers schrokken zich een ongeluk, en hebben de importkisten van Lanz nadien nooit meer geopend. Hij had meer van dar soort indianenverhalen, zoals die ene keer dat hij een Leonardo da Vinci had ontdekt, en daar snel een waardeloos merenlandschapje overheen had laten schilderen om het goedkoop te kunnen importeren. Direct na aankomst in Nederland liet hij zijn restaurateur opdraven om het merenlandschapje te verwijderen. Belt die hem twee dagen later in grote paniek op: “Meneer Lanz, vlug komen kijken!” Niet alleen was het merenlandschapje verdwenen bij het schoonmaken, maar ook de Da Vinci daaronder. Vervolgens was een portret van Mussolini in zijn jonge jaren tevoorschijn gekomen. De smokkelaar bekocht dus, en hij mocht daar graag kostelijke verhalen over houden’, aldus Van Os zoals aangehaald door Pieter den Hollander in diens De Zaak Goudstikker (Amsterdam 1998), p. 213.

Klein_embleem_def

‘Diezelfde dag [6 juni 1971-RvB] kondigde Howard Smith aan dat hij Frank Zappa ging interviewen. ‘Wow!’, riep [John] Lennon uit, met dat jongensachtige enthousiasme dat een van zijn leukste trekjes was. ‘Die heb ik altijd al een keer willen ontmoeten. Ik ben een groot bewonderaar van hem.’ Smith begreep er niets van. ‘In welk opzicht?’
‘Hij probeert tenminste iets anders te doen met de vorm’, legde Lennon uit. ‘Het is ongelooflijk hoe hij zijn band in de hand heeft als een dirigent zijn orkest. Ik ben diep onder de indruk van het soort discipline dat hij aan rock weet op te leggen, waar niemand anders in schijnt te slagen.’
Smith begreep wel het dat het Lennon niet zou lukken om contact te leggen met Zappa en vroeg: ‘Wil je hem ontmoeten?’
Dat lijkt me te gek!’ riep Lennon.
Smith gaf de Lennons snel enige informatie over de notoire persoonlijkheid van Zappa. ‘Hij is passief-agressief’, legde Smith hen uit. Hij wil altijd dat je je niet op je gemak voelt in zijn aanwezigheid.’
Gewapend met deze nuttige instructies reden John en Yoko met Howard en zijn technicus naar Fifth Avenue I, half hotel, half slaaphuis, een gewild adres voor bands op tournee, waar ze de man zouden ontmoeten en moesten trotseren die Smith de ‘Bartok van de rock’ noemde.
Toen Zappa, lang en somber, met Zapatasnor, de deur opendeed. begroette Howard hem met een achteloos: ‘Ik heb iemand meegenomen.’
Zappa bekeek John en Yoko even vluchtig met zijn pokerface en zei, zo terloops alsof John de technicus was: ‘O hallo, kom binnen.’
Maar de bandleden van Zappa reageerden heel anders. Die sprongen op en renden op de grote ster af. ‘Lennon was vol eerbied voor Frank;, merkte Smith op. ‘John deed alsof hij zèlf wel populair was, maar dit was toch wel even iets anders. Yoko deed alsof Frank Zappa alles wat hij ooit gedaan of bedacht had, van haar had gestolen. ”Ja, ja, ja,” zei ze de hele tijd, ”dat deed ik in 1962.’ Zappa negeerde haar gewoon. Het kon hem niet schelen wat ze zei. ‘Wat Zappa echt bezighield was zijn optreden van die avond, een laatste eer aan het grootste rocktheater van ter wereld, dat zijn deuren ging sluiten: het Fillmore East. Bill Graham gooide de tent dicht omdat het onmogelijk was om nog zonder verlies te draaien in die tijd van fabelachtige gages voor rocksterren. Toen het onderwerp van de show ter sprake kwam, zie Howard tussen neus en lippen door tegen John en Yoko: ‘Waarom spelen jullie vanavond niet met Frank mee?’ De band was meteen razend enthousiast. ‘Frank keek me vernietigend aan,’ vertelde Smith, ‘hij kon maar niet beslissen of het een goed of een slecht idee was.’
Johns reactie was karakteristiek. ‘Ik heb al lang niet meer gespeeld’, verontschuldigde hij zich. ‘Ik zou niet weten waar ik moest beginnen! We zouden moeten repeteren!’
‘Niet met Franks band!’ zie Howard scherp. ‘Dan hoef je helemaal niet te repeteren!’
Nu zag Howard dat Zappa zich met de abrupte suggestie aan het verzoenen was. ‘Het drong eindelijk tot Frank door dat het groots zou kunnen worden. Hei zei tegen Lennon: “Ik denk dat we jouw muziek wel kennen.” Zijn bandleden zeiden: ”Wat heet! We kennen elk akkoord!” Frank zei: “Dat zal wel geen problemen opleveren. Ken je ook iets van ons?” Toen bespraken John en Frank enige technische zaken. Uiteindelijk was iedereen het eens.” Aldus Albert Goldman in zijn geruchtmakende biografie The Lives of John Lennon (Amsterdam 1988), pp. 404-405. Zie hier een deel van het optreden (helaas gooit Yoko Ono muzikaal roet in het eten), en hier voor de setlist die Zappa die avond speelde.

Klein_embleem_def
‘The military don’t start wars. Politicians start wars’, aldus de Amerikaanse generaal William C. Westmoreland (1919-2005)

Klein_embleem_def

Dat is het verschil tussen mensen en Messi‘, aldus commentator Frank Snoeks bij de voetbalwedstrijd FC Barcelona-A.F.C. Ajax (18 september 2013)

Klein_embleem_def

‘Marini kreeg een overzichtstentoonstelling in Boijmans. Vooraf hadden wij een etentje bij ons thuis. Hij was toen zo zenuwachtig dat hij zei dat hij zich niet goed voelde en dat hij niet naar de opening kon gaan. Mijn vrouw heeft toen de dokter gebeld, die hem een spuitje gaf waardoor hij opknapte. Wat heb je hem gegeven?, vroeg zij de dokter. Alleen een spuitje met water, zei hij. En zo ging Marini toch naar de opening’, aldus jurist en kunstverzamelaar Piet Sanders in zijn Herinneringen Piet Sanders (Amsterdam 2009), p. 117

Klein_embleem_def

‘Marc Chagall ontving ons bij hem thuis. Bij binnenkomst keek hij me recht in de ogen en zei ‘Je mag wel oppassen, want je werkt veel te hard’. Dit uiteraard tot schrik van mijn vrouw. Aan het begin van de vakantie ben je natuurlijk wel vermoeid. Een burn-out door te hard werken kreeg ik overigens pas op mijn 92ste’, aldus Piet Sanders in zijn Herinneringen Piet Sanders (Amsterdam 2009), p. 120.

Klein_embleem_def

‘The waterfront shown in this 1938 photo would soon be radically changed by the construction of East River Drive, a highway running the length of Manhattan’s East Side. Much of it was built during World War II with rubble from buildings bombed during the London blitz. Cargo ships returning to New York from England carried the broken masonry in their holds as ballast’, aldus Marcia Reiss in haar New York Then and Now (San Diego 2007), p. 130

Klein_embleem_def

‘Wat heeft onze tijd van dit alles gemaakt? De dakpannen worden machinaal vervaardigd en hebben daarbij hun schoonheid ten deele verloren. Waar de menschelijke hand ontbreekt, vliedt de schoonheid,’ aldus E. van Houten, oud-hoofdinspecteur van het hoofdstedelijk Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, in zijn onvolprezen Amsterdamsche Merkwaardigheden (Amsterdam 1943, 2e druk), p. 28

Klein_embleem_def

‘Maar zoals het chanson zegt, Parijs blijft altijd Parijs. Verliefd op zijn straten, zijn kaden, zijn bomen, zijn mooie vrouwen, zijn amusement. Al breekt men oude huizen af om ze te vervangen door de ‘buildings’ die men ook te Zürich of Londen kan aantreffen, Parijs zal altijd Parijs blijven met zijn licht en lucht, met zijn Parijzenaars. Honderd jaren in foto’s zijn een openbaring van de waarheid dat er in feite niets verandert, al wordt alles vervangen, ‘ aldus besluiten Jacques Damas en Daniel Frasnay hun 100 jaar Parijs (Amsterdam 1962, 1e druk, p. 64)

Klein_embleem_def

‘Een woordvoerder van de gemeente Opmeer zegt dat de overheid pas zal ingrijpen als het gebouw gevaar oplevert voor de omgeving. En dus blijft de hedendaagse ruïne gewoon staan, als symbool van tijden waarin alles leek te kunnen,’ in het artikel ‘Hoe Scheringa’s kunst verloren ging’, in NRC Handelsblad (20-21 juli 2013)

Klein_embleem_def

‘De reden is dat televisie voor een samenleving de functie vervult van het kampvuur waar we allemaal in staren. Er is wel wat variatie in de vlammetjes, maar er bestaan oneindig veel interessante dingen om naar te kijken. Dat doen we ook, maar het warme vuur blijft onze gemeenschappelijke inspiratie,’ aldus televisie-recensent Hans Beerekamp in NRC Handelsblad (8-9 augustus 2013), p. 7

Klein_embleem_def

‘Nieuws heeft een chronisch gebrek aan historisch perspectief. Het gaat altijd over nu. En als er al historische vergelijkingen worden gemaakt, dan is het meestal met de afgelopen week, het kwartaal ervoor of een jaar geleden. Voor de meeste ontwikkelingen is dat een tamelijk nietszeggend tijdsbestek,’ aldus Rob Wijnberg in De Nieuwsfabriek. Hoe media ons wereldbeeld vervormen (Amsterdam 2013), p. 137

Klein_embleem_def

‘Bovendien is er anno 2013 meer kennis, meer kennisuitwisseling en minder alfabetisme dan ooit tevoren. Ter illustratie: volgens schattingen van internetgigant Google komt er tegenwoordig op het web iedere dag meer informatie bij dan er tot 2003 in totaal op de wereld beschikbaar was’, aldus Rob Wijnberg in De Nieuwsfabriek. Hoe media ons wereldbeeld vervormen (Amsterdam 2013), p. 129

Klein_embleem_def

‘De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) schreef ooit: ‘Waarheid is een mobiel leger metaforen, metonymia en antropomorfismen […] die op retorische wijze zijn opgesierd en overgedragen en die een volk na lang gebruik als canoniek en en bindend voorkomen’ Oftewel: een bewering die maar vaak genoeg wordt herhaald, zal na verloop van tijd als vanzelf voor waar worden aangezien. Nietzsche schreef dit aan het einde van de negentiende eeuw, maar zijn definitie van waarheid is in het hedendaagse mediatijdperk actueler dan ooit. Het ‘mobiele leger metaforen’ dat ‘na lang gebruik’ als waarheid te boek komt te staan, is wat je tegenwoordig beeldvorming zou kunnen noemen: verhalen of theorieën over de wereld die in de media zo vaak de revue passeren dat ze uiteindelijk algemeen geaccepteerde feiten worden,’ aldus Rob Wijnberg in De Nieuwsfabriek. Hoe media ons wereldbeeld vervormen (Amsterdam 2013), p. 126

Klein_embleem_def

‘[Het publieke debat is] het herkauwen van conventionele wijsheden,’ aldus Noam Chomsky in Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media (New York City 1988)

Klein_embleem_def

‘Als iets groot, veel, problematisch of uitzonderlijk óógt, wordt het doorgaans tot nieuws verheven. Zoals de beroemde Amerikaanse journalist Walter Lippmann [1889-1974, auteur van Public Opinion (1922) – RvB] eens stelde: ‘Nieuws verandert het complexe in het simpele, het hypothetische in het dogmatische en het relatieve in het absolute,’ aldus Rob Wijnberg in De Nieuwsfabriek. Hoe media ons wereldbeeld vervormen (Amsterdam 2013), p. 52

Klein_embleem_def

‘Zo ontstaat het papegaaiencircuit dat onze hedendaagse nieuwsvoorziening zo kenmerkt: het televisiejournaal neemt over wat de grote persbureaus brengen, de kranten ontlenen hun voorpagina’s weer aan het journaal, de talkshows kopiëren op hun beurt de kranten, de nieuwssites verheffen de ‘opmerkelijkste uitspraken’ op tv weer tot nieuws, de columnisten becommentariëren dat nieuws weer in kranten, enzovoorts, enzovoorts,’ aldus Rob Wijnberg in De Nieuwsfabriek. Hoe media ons wereldbeeld vervormen (Amsterdam 2013), p. 49-50

Klein_embleem_def

‘Het is in deze context misschien wel aardig om te melden, dat deze laatste betekenis [‘een bal staat synoniem voor een groot feest’- RvB] ook weer gerelateerd is aan de tennissport. De kaatsbanen ofwel tennisbanen van weleer waren behoorlijk grote hallen, met een perfecte akoestiek. De muziek klonk voortreffelijk. Een ideale ruimte, dus, om feest te vieren. Men ging dus naar het ‘ballhaus’, naar het bal. Zo werden ook de vroegste opera’s opgevoerd op de tennisbaan. Zo staat bijvoorbeeld het gebouw van de Zweedse opera te Stockholm op exact dezelfde plek als eertijds de tennisbaan lag. Bij een opera werd gedanst. Voilá: de herkomst van het ballet is nu ook duidelijk. Tennis in Den Haag is wat mij betreft synoniem met één groot keurig feest’, aldus Theo Bollerman in zijn overzichtswerk Gravel & Gras. Witte tenniskleding verplicht. Heden en Verleden van de Tennisparken, de Clubs en de Mensen in Den Haag en omstreken, Voorburg 2003, p. 17

Klein_embleem_def

‘Een echte politicus zal een compromis als wapen inzetten in plaats van als een oplossing’, aldus prof.dr. M.L.J. Wissenburg in zijn keynote tijdens de KVAN-dagen 2013 in het Stadsarchief Amsterdam

Klein_embleem_def

‘The second prong of remaking Singapore is paying attention to values or the software. This it hopes to do by lessening the fervour of achieving only economic goals, easing the quest for success as material success, reflected in and typified by our worship of the notorious seven C’s, i.e. computer, cash, career, condominium, club, credit card and car’, aldus dr. Arlene Bastion, Singapore in a Nutshell (2007, 4e editie), p. 65

Klein_embleem_def

‘In een hiërarchische structuur vertoont iedere werknemer de neiging om promotie te maken tot het niveau waarop hij incompetent is’, aldus Nicolas Carr over het zogenaamde Peter-principe (1969), vernoemd naar Laurence J. Peter, in zijn artikel ‘Zo ontstaat de middelmaat’, Bright, nr. 51 (2013), p. 61. De oorspronkelijke Engelse quote is: ‘In a hierarchy every employee tends to rise to his level of incompetence’

Klein_embleem_def

‘The nice thing about standards is that you have so many to choose from’, aldus de informaticus Andrew Stuart (‘Andy’) Tannenbaum (geboren 1944)

Klein_embleem_def

‘God is a concept by which we measure our pain’, aldus John Lennon in diens ‘God’ (John Lennon/Plastic Ono Band, 1970)

‘Life is what happens to you when you’re busy making other plans’, John Lennon (1940-1980), nummer ‘Beautiful Boy’ op album Double Fantasy (1980)

‘Live, from New York, the city whose landmarks are familiar all over the world, the world center for shipping, transportation, communications, finance, fashions and above all entertainment. A city that pulsates always, because of the millions of people who live here, work here, visit here. And in the heart of the metropolis, the great arena: Madison Square Garden, which has created and housed so many champions, and which is why tonight from the Garden the most enduring champion of them all, Frank Sinatra, comes to the entire western hemisphere live with The Main Event: Frank Sinatra in Concert!
Madison Square Garden, October 13 1974. Jam-packed with twenty thousand people plus – just people, people from all walks of life, people who are young and people who are old, here to see, hear, pay homage to a man who has bridged four generations and somehow never found a gap.
Hello again everyone, I’m Howard Cosell, and I’ve been here so many times, and in a curious way, this event, live, with the king of entertainment, carries with it the breathless excitement and anticipation of a heavyweight championship fight. Celebrities are here in profusion, one after another. Rex Harrison! Professor Higgins, if you will. Carol Channing – hello, Dolly. Walter Cronkite, Mr. Believable, and of course the great romantic hero Robert Redford, but here, coming through the same tunnel as so many champions have walked before, the great man, Frank Sinatra, who has the phrasing, who has the control, who understands the composers, who knows what losing means as so many have, who made the great comeback, who stands still, enduringly, on top of the entertainment world.
Ladies and gentlemen, from here on in it’s Frank Sinatra!, aldus de introductie van speaker Howard Cosell voorafgaand aan het optreden van Frank Sinatra in oktober 1974 in Madison Square Garden in New York City

‘Voetbal is een simpel spel; 22 mannen rennen achter een bal aan en na 90 minuten winnen de Duitsers’ (oud-voetballer Gary Lineker)

‘Vaak is het beter problemen even te laten liggen: meestal lossen 9 van de 10 zich vanzelf op’, aldus Rob Huisman, ex-directeur van de BNO

‘On the other hand, the fact that I was born in 1909 does not tell you that I was born in a home where I could hear a lot about that famous period of Viennese life. My mother [Leonie Gombrich-Hock (1873-1968) -RvB], who was a pianist, was born in 1873. That is to say, as a young musician she was able to hear Brahms himself. In the Vienna Conservatoire, she was a pupil of Anton Bruckner, who taught her harmony. She knew Gustav Mahler extremely well and also remembered Hugo Wolf. My father [Karl Gombrich (1874-1950), vice-president of the Disciplinary Council of the Austrian Bar-RvB] was one year younger, born in 1874. He was a classmate of Hugo von Hofmannsthal in the Akademische Gymnasium and knew him very well. But my family memory goes even further back, because my mother was a late child. My grandfather was 60 when she was born. He was, in fact, the same generation of Richard Wagner. It is strange to contemplate that history is so short. All these things are not as distant as people tend to think. They only appear to be so long because so many things happened in between.
I never knew my grandfather, who was born in 1813 [moet 1820 zijn, zie http://www.geni.com/people/Simon-Hock/6000000002764373086-RvB%5D, but, again, I have soms idea of the changes that occured in his life and that of my parents. My mother remembered vividly the first exhibition of the uses of electricity, where for the first time she saw a lamp which plugged into the wall and lit up. What we today take for granted was a miracle at the time. And though, as I say, I was very young during the First World War, I still saw the Emperor Franz Joseph riding in his carriage on his way to the castle of Schonbrunn. I also remember very well his funeral cortege, which we watched from a window on the Ringstrasse. So, by now, you will see that I’m really an historical monument’, aldus kunsthistoricus Ernst H. Gombrich in diens ‘An Autobiographical Sketch’ in zijn boek Topics of our Time. Twentieth-century issues in learning and in art (1991), p. 11-12. Het is gebaseerd op een band-opname van een informele lezing die Gombrich hield in maart 1987 aan Rutgers. The State University of New Jersey (USA)

‘In het Derry van 1958 waren de nieuwste computers zo groot als kleine flatgebouwen en had je ook niets aan de plaatselijke krant. Wat bleef er dan over? Ik herinnerde me een hoogleraar sociologie uit mijn studietijd – een sarcastische oude rotzak – die altijd zei: ‘Als niets lukt, geef het dan op en ga naar de bibliotheek’. En daar ging ik heen. Met hooggespannen verwachtingen’, aldus protagonist Jake Epping in 22-11-1963 (Amsterdam 2011, p. 147) van Stephen King

‘Alleen waren de gegevens van de volkstelling er niet. De bibliothecaresse [Miss Starrett] vertelde me dat zij vond dat die gegevens beslist in de bibliotheek thuishoorden, maar het gemeentebestuur had om een of andere reden besloten dat ze in het gemeentehuis moeten liggen […] ‘Dat klinkt niet hoopvol’, zei ik glimlachend tegen haar. ‘U weet wat ze zeggen – tegen de gemeente kun je niet op.’ […] Doet u niet zo mal, meneer Amberson. Er is niets geheims aan de volkstelling […] Al liggen de gegevens waarschijnlijk opgeslagen in de kelder, waar ze beslist niet zouden moeten zijn. Het is daar vochtig, en het zou me niet verbazen als er muizen zaten’ […]
‘We hebben vorig jaar zware stortregens gehad’, zei [de dame van de gemeente] […] Bijna een maand leek onze kelder net het Canal Grande in Venetië. Mevrouw Starrett had gelijk, die gegevens hadden nooit verplaatst mogen worden, en niemand schijnt te weten waarom dat is gebeurd of wie er toestemming voor heeft gegeven. Het spijt me vreselijk’. Uit: 22-11-1963 van Stephen King (Amsterdam 2011, p. 149-150)

”Merthin keek fronsend. ‘Akten horen openbaar te zijn. De bedoeling van iets op schrift te stellen is dat mensen het in de toekomst ooit kunnen lezen. Een geheim document is eigenlijk vreemd…’ Toen viel hem iets in’.’ Uit: Ken Follett, Brug naar de Hemel (Houten 2007), p. 882

‘De wereld van mijn ouders was gemaakt door God. En die kwam in de boeken die ik als kind las te weinig voor. Grappig genoeg komt de evolutietheorie voort uit dat diepe respect voor de natuur van protestanten. Elk mugje, elk kevertje getuigt van de grootsheid van de schepper en verdient het om gedetermineerd te worden. Daarom is het vak biologie ook zo groot in protestantse landen: Nederland, Duitsland, Engeland’, aldus Redmond O’Hanlon in een interview met Rinskje Koelewijn van NRC Handelsblad (d.d 12 januari 2013), katern LUX, p. 7

‘En dan is er iets wat ik niet meteen bij mijn eigenschappen zou noemen, maar dat wel essentieel is voor mijn werk: voor het doen van onderzoek is fantasie nodig. Om te verzinnen waar je gaat zoeken, wat mogelijke aanknopingspunten zijn, om relaties te leggen tussen kunstwerken. Zolang je maar kritisch staat tegenover je fantasieën en invallen en bereid bent om alles te toetsen en de helft weer te laten vallen. Maar zonder fantasie kom je nergens’, aldus Rudi Ekkart (Den Haag, 1947), oud-directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in Als er meer in zit ga je door. Rudolf Erik Otto Ekkart (Den Haag 2012), p. 66

‘Veel van wat er tijdens de ontwikkeling van een embryo gebeurt, kan alleen verklaard worden vanuit evolutionair perspectief. Als embryo doorlopen we een korte samenvatting van onze evolutionaire geschiedenis’, aldus bioloog Detlev Arendt, groepsleider European Molecular Biology Laboratory (EMBL) en ere-hoogleraar aan de Ruprecht-Karls-Universität in Heidelberg, in een interview in NRC-Handelsblad (d.d. 12 januari 2013, p. 8-9) over zijn onderzoek naar de ontwikkeling van ogen en hersenen bij de zogenaamde borstelworm en wat we daarvan kunnen leren voor onze eigen ontwikkeling.

‘Een mens moet in het leven zijn eigen coulissen verplaatsen’, aldus schrijver Arthur Japin in Vrij Nederland d.d. 22-12-2012, p. 124

‘Het grote probleem is dat de verzorgingsstaat een anoniem monster is geworden vol met afkortingen waarvoor je moet betalen zonder dat je weet waarom. Mensen begrijpen hun eigen loonstrookje niet eens. Die anononimiteit moeten we doorbreken’, aldus vice-premier Lodewijk Asscher in Vrij Nederland d.d. 22 december 2012, p. 30

”[…] Librium’s good, Valium’s good, ciggies are good, vodka’s good. But cannabis, ooooh!’ I hate that unreasoned attitude. I really can’t believe it’s thirty years since the sixties. I find it staggering. It’ like the future, the sixties to me, it’s like it never happened. I feel the sixties are about to arrive. And we’re in some sort of time warp and it’s still going to happen’, aldus Paul McCartney in de biografie Many Years From Now (Londen 1997, p. 186) door Barry Miles

‘Toon mij een man die denkt dat hij objectief is en ik zal je een man tonen die zichzelf voor de gek houdt’, aldus Henry Luce (1898-1967), zoalsgeciteerd in de Volkskrant, 2-3-1998 vanwege het 75-jarig jubileum van Time, waarvan Luce mede-oprichter en hoofdredacteur was.

‘De grote hoofdsteden van Europa zijn gevallen: Lehning bewoog zich artistiek, wetenschappelijk en politiek internationaal. Ook grenzen moeten voor hem gezagvolle vrijheidsbeperkers zijn geweest. Als men – wat ik doe – de twintiger jaren ziet als het tijdperk van bijna alle vernieuwingen zonder welke de rest van de twintigste eeuw niet te begrijpen is, heeft Lehning door zijn vele bemoeienissen en geschriften in het centrum van die tijd en daarmee van deze eeuw gestaan. De getallen dringen symboliek haast vanzelf op: geboren op de rand van de negentiende eeuw – 1899 – gestorven op de eerste dag van eenentwintigste eeuw. Hij vertegenwoordigt in veel opzichten de ertussen liggende eeuw, en dat in wat voor die eeuw kenmerkend is: een voortdurende hang naar vrijheid op vele terreinen, veroorzaakt door een even voortdurende hang naar gezagsherstel (ook in de kunsten) en onderdrukking’, aldus Kees Fens in zijn necrologie van Arthur Lehning (1899 – 2000), in: de Volkskrant, d.d. 3-1-2000

‘Het personeel in bar en restaurant stond wel vaak te sidderen en te beven. Vooral nieuwe mensen waren doodzenuwachtig als Freddy Heineken binnenkwam. Met schuddende handen stonden ze dan uit te serveren. In het savoir-vivre van de biermagnaat waren mannen en vrouwen in de bediening van het schimmenrijk. Je mocht ze horen noch zien. Als een kelner het waagde ‘smakelijk eten’ te roepen, kreeg Freddy een woedeaanval. Daar kon hij absoluut niet tegen, dat vond hij een handtastelijkheid te ver,’ tekende Hugo Camps op uit de mond van Adriaan Grandia (toen directeur van Hotel de l ‘Europe) vanwege het overlijden van Heineken. Elsevier, d.d. 12-1-2002, p. 17

‘Er zijn nog foto’s van de eerste vergaderingen van het naar Londen gevluchte Nederlandse kabinet in mei 1940. Ze kwamen aanvankelijk in een vrijstaande slaapkamer van Grosvenor House bijeen, waar de socialist Albarda (Waterstaat) op hotelbriefpapier de notulen bijhield die overigens niet konden worden vermenigvuldigd, wat maar goed was ook. Stel dat de Duitsers ook hier ineens zouden binnenvallen.
Daar zaten ze dan. ‘Verregende mussen’ zijn ze genoemd door Hollandse routiniers die voor Shell, Philips of Unilever de halve wereld hadden afgereisd, en die zich nooit hadden gerealiseerd dat de elite van het Binnenhof er zo uitzag. ‘Dorpsburgemeesters in de grote stad’, was er ook eentje. Of gewoon shivering sisters, sidderende sissy’s’, aldus Jan Blokker in zijn bespreking van Jonkheer D.J. de Geer. De teloorgang van een minister-president door zijn biograaf Henk van Osch. In: NRC Handelsblad, d.d. 5 oktober 2007, p. 30

‘Elk besef is laat en ternauwernood gekomen’, aldus muzikant en ex-Doe Maar-voorman Hennie Vrienten in het TV-programma Zomergasten (2012) over dat hij een laatbloeier is.

‘Het symboliseert voor mij waar Holland voor staat, namelijk verenigd zijn in het oneens zijn met elkaar,’ antwoordt Jan Leyers op de vraag of hij er mee zit dat je het als Zomergasten-presentator niet vaak goed doet. Volkskrant Magazine, nr. 608, 14 juli 2012, p. 23

Joe Levy, een redacteur van Rolling Stone analyseerde de muziek op de iPod van oud-president George W. Bush als: ‘Heel interessant is dat de president van artiesten houdt die niet van hem houden’. In: Walter Isaacson, Steve Jobs. De biografie door Walter Isaacson (2011), p. 496

‘Dat was het fundamentele principe dat [Steve] Jobs en [Joni] Ive deelden. Design was niet alleen hoe een product er vanbuiten uitzag. Het moest het wezen van het product weerspiegelen. ‘In het woordenboek van de meeste mensen betekent design vernis,’ zei Jobs tegen Fortune kort nadat hij de teugels bij Apple weer had overgenomen. ‘Maar voor mij is niets zover verwijderd van de werkelijke betekenis van design. Design is de ziel van een door de mens gemaakte creatie die zichzelf uiteindelijk uitdrukt in een aantal lagen, die van buiten naar binnen over elkaar liggen’. In: Walter Isaacson, Steve Jobs. De biografie (2011), p. 413

‘Jij besteelt ons! ‘schreeuwde hij [Steve Jobs]. ‘Ik vertrouwde je en nu besteel je ons!’ [Andy] Hertzfeld vertelde dat [Bill] Gates daar rustig zat en Steve kalm aankeek voordat hij hem met zijn snerpende stem voor de voeten smeet wat een klassieke voltreffer zou worden: ‘Wel, Steve, volgens mij kun je er ook anders naar kijken. Volgens mij is het meer zo dat we beiden een rijke buurman hadden genaamd Xerox en toen ik er inbrak om zijn tv te stelen, kwam ik er achter dat jij die al gejat had’. Walter Isaacson, Steve Jobs. De biografie , p. 221

‘It is a risky business to label people with identity’, aldus Terry Eastwood tijdens symposium ‘Het zal mijn tijd wel duren’ bij afscheid Peter Horsman in Felix Meritis (mrt. 2012)

‘Don’t touch me and I won’t touch you’, aldus Joan van Albada over het old boys network van de ICA, tijdens het symposium ‘Het zal mijn tijd wel duren’ bij afscheid Peter Horsman in Felix Meritis (mrt. 2012)

‘Je hoeft ergens geen verstand van te hebben om er les in te geven’, aldus Peter Horsman, oud-docent Archiefwetenschap aan de UvA

‘Vrijheid van interpretatie is het grondrecht van onderzoekers’, aldus hoogleraar Archiefwetenschap aan de UvA, Theo Thomassen

‘We verheugen ons over het ruime vergezicht over de breede rivier, die in het late middaguur, overrijp om in den avond open te gaan, vast en van wind doorwoeld, vervuld van een licht, dat onuitsprekelijk teeder is, onze critische en onze bezwaarde gevoelens opneemt, meeneemt en verdampt. Ineens, zonder moeite; als op reis naar een ander land, den nacht in, verder, aldoor verder, tot er niets over is dan het zelf, dat zich hervindt in deze wijde wereld van water en hemel, in deze volstrekte zuiverheid van het al’, aldus besluit kunsthistoricus A.M. Hammacher (1897-2002) zijn artikel over het s.s. Nieuw Amsterdam: ‘Het schip en zijn versierde ruimten’ in Elseviers Geïllustreerd Maandblad (1938), no.1, p. 331

‘Door de groeiende onverdraagzaamheid en anti-moslimgevoelens besloten veel van deze intellectuelen, jong en boos, onvoldaan en na diep nadenken, dat ze in het Westen niets meer te verliezen hadden en keerden terug naar Caïro, Casablanca, Beiroet en Damascus, Jeruzalem zelfs. Ze brachten mee wat ze begrepen en gezien hadden in de wereldsteden Londen en New York, hun netwerken en grondige kennis van de ironie van de geschiedenis, en zochten zich een weg in hun eigen wereld. Daar heerste dan wel dictatuur en censuur, maar werden in elk geval niet als terrorist of als vuile Arabier gezien. Ik ben er diep van overtuigd dat een van de gevolgen van 9/11 is geweest dat jonge intellectuelen in de [Arabische – RvB] steden zich op de kwalen en kwaden van hun eigen samenleving gingen richten. Maar hun gewelddadige, cynische overheden besloten zich blind te houden, want die waren te druk in de weer om samen met het Westen op fundamentalisten te jagen en hen aan de kinderopvang van Guantánamo Bay over te dragen’, aldus schrijver Abdelkader Benali in: ‘Speeddaten met de geschiedenis. Al wordt er opnieuw geprotesteerd op het Tahrirplein, die lente zet wel door, NRC Next, 21 november 2011, p. 18-19. Een fragment uit een essay voor het Britse tijdschrift Index on Censorship, vol. 40, nr. 4 (november 2011)

[Jack] Ruby zegt dat we maar beter kunnen gaan. Als we de volgende dag, zondag 24 november [1963] in de Hilton-bar wat drinken, steekt iemand zijn hoofd om de hoek en zegt dat [Lee Harvey-RvB] Oswald vanuit het politiebureau naar het huis van bewaring wordt gebracht […] Alles [journalisten-RvB] spoedt zich naar de [parkeer]garage. Iedereen loopt er zo binnen. Het is er een chaos, ongecontroleerd, geen enkele bewaking. Er staat een dichte menigte, journalisten, gewone voorbijgangers, van alles. Opeens zie ik [nachtclubeigenaar] Jack Ruby lopen. Ik stoot een Britse collega in zijn zij: ‘That’s our Jack from last night. What the hell is he doing here?’ En dan gebeurt het. Een kleine, verward kijkende man komt uit een zijdeur, hij is geboeid en wordt geflankeerd door twee rechercheurs van de Dallas Police Force: Lee Harvey Oswald. Dan duikt opeens Jack Ruby naar voren, pistool in zijn hand. Er klinkt een doffe klap. Oswalds gezicht vertrekt in pijn, hij valt neer. Het is duidelijk, hij is stervende. De chaos is compleet. Veel geschreeuw. Ruby wordt bij zijn lurven gepakt en geboeid’, aldus het ooggetuigenverslag van journalist Friso Endt in NRC Handelsblad (22 november 1963), veertig jaar na de moord op Lee Harvey Oswald, de vermeende moordenaar van de Amerikaanse president John F. Kennedy (1917-1963)

‘Mannen stofzuigen alleen als het nodig is. En dat heet dan lui’, aldus een stelling in het proefschrift Placebos and placebo effects in clinical trials van Dr. Ton de Craen (Universiteit van Amsterdam, 1998). Bron: Folia. Weekblad voor de Universiteit van Amsterdam, jaargang 51 (nr. 1), 28 augustus 1998, p. 32

‘Ik herinner me dat ik lang geleden teleurgesteld ijsbeerde voor het huis van de hoogleraar Rob Scheller van de Universiteit van Amsterdam die thuis een feestje had georganiseerd ter gelegenheid van het feit dat Gombrich en Sandberg van het Stedelijk Museum samen de Erasmusprijs hadden gekregen. Ik was niet uitgenodigd, want ik was nog niet eens afgestudeerd. Maar wat was ik er graag bij geweest, temeer omdat later bleek dat Gombrich en Sandberg elkaar geweldig in de haren waren gevlogen over The Beatles. Gombrich vond het waardeloze rotmuziek en de roem van de vier jongens geheel onverdiend. Sandberg verdedigde, terecht, het standpunt dat The Beatles een essentiële wending in de cultuur van de twintigste eeuw teweeg hadden gebracht. De heren kwamen geen centimeter tot elkaar’, aldus prof.dr. Ernst van de Wetering, emeritus hoogleraar Kunstgeschiedenis van de Nieuwere Tijd aan het Kunsthistorisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Bron: Ernst van de Wetering, ‘Steeds weer terug naar af. Ernst Gombrich’s laatste ontzagwekkende panorama van de kunsthistorie’, in: NRC Handelsblad, 31 januari 2003

‘Reusachtige balzalen vol mensen die in kringen rond bewegen. De kring geeft de kringloop van het leven weer. De man die met een vrouw danst is een hoogste zindelijke afspiegeling van het seksuele procédé. En de beweging zelf, de massa’s bewegende mensen, staat als het ware voor de menselijke maatschappij. Een vriendschappelijke, vreedzame maatschappij, maar in beweging, telkens in het rond, zonder feitelijk ergens heen tee gaan, zolang de muziek klinkt […] Muziek was in die tijd [eind achttiende eeuw, ten tijde van Mozart en Haydn] een sociaal verschijnsel. En als we vragen wat zij wilde zeggen, dan denk ik dat dit het antwoord is: Dit is de samenleving en ze is stabiel. Je kunt ertegen vechten, je kunt naar een andere toonsoort gaan, maar je komt altijd weer op je uitgangstoon terug. […] Het is vermoedelijk geen toeval dat de symfonieën van Haydn en Mozart tot de luisterrijkste schatten van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk behoorden: het was een stabiel rijk en het zag er ook stabiel uit […] Bij Beethoven stort die stabiele structuur in. In Beethovens muziek komt dat tot uitdrukking door de plotselinge sforzandi, alsof er iemand opgesloten zit die eruit wil’, aldus de Britse schrijver Anthony Burgess (1917-1993) in een lezing die hij in 1988 hield in Filmtheater Desmet in Amsterdam. Bron: Anthony Burgess, ‘Beethoven zei: ‘Hier ben ik’. Mozart zei dat nooit. De muziekgeschiedenis volgens Anthony Burgess’, NRC Handelsblad, 6 mei 1988 (Cultureel Supplement)

‘Our memory is like that burning scrap of paper. We use it to light up the past. First of all our own, and then we ask old people to tell us what they remember. After that we look for letters written by people who are already dead. And in this way we light our way back. There are buildings that are just for storing old scraps of paper that people once wrote on – they are called archives. In them you can find letters written hundreds of years ago,’ aldus kunsthistoricus Ernst H. Gombrich (1909-2001) in zijn A Little History of the World, Yale University Press, New Haven en Londen, 2008, p. 2 . Oorspronkelijk verschenen als: Weltgeschichte von der Urzeit bis zur Gegenwart, Wenen 1936. Zie ook http://gombrich.co.uk/papers-and-articles/

‘Elk klooster moest een bibliotheek hebben. ‘Een klooster zonder bibliotheek’ [sine armario], schreef een Normandische monnik in 1170, ‘is als een kasteel zonder wapenkamer [sine armamentario]. Onze bibliotheek is onze wapenkamer. Van daaruit brengen wij [monniken-RvB] de uitspraken van de Goddelijke Wet voort als scherpe pijlen om de vijand mee te treffen. Van daaruit nemen wij de wapenrusting van rechtvaardigheid, de helm der verlossing, het schild van het geloof en het zwaard van de geest, welke het woord van God is’, zoals geciteerd in Daniel Boorstins De Ontdekkers. De zoektocht van de mens naar zichzelf en zijn wereld (Agon, 1989), p. 532

‘Het geheugen. Men mag het wel de speerpunt van de evolutie noemen. Met het klimmen der jaren schijnt het te verduisteren, zoals de scherpste scalpel het eerst bot wordt,’ aldus Jan Wolkers in zijn essay ‘Schillerlocke’, NRC Handelsblad, 11 oktober 1996, Cultureel Supplement

‘Een designer en een designer-student moeten twaalf uur per dag werken om een goede balans te vinden tussen creativiteit en analyse’, aldus ontwerper Wim Crouwel (1928). Dit citaat is opgetekend in een dossier, aangelegd tijdens de voorbereidingen van een symposium georganiseerd door het Sandberg Instituut in de jaren negentig van de twintigste eeuw.

‘Toch denken mensen al snel dat een computer een heleboel kan. Dat komt omdat ze snel onder de indruk zijn van de technopraat van de fabrikanten, en de reclame die ze daarvoor maken. Maar mensen moeten cursussen volgen, commando’s uit hun hoofd leren, gebruiksaanwijzingen doorspitten, helpdesks bellen, en ga zo maar door. Je bent toch niet goed bij je hoofd als je dat accepteert? Programmeurs ontwerpen systemen en laten zich leiden door wat technisch mogelijk is. Maar wat mogelijk is, is meestal niet interessant. Wat je moet weten, is hoe mensen werken, hoe ze denken, wat ze doen. En vervolgens ga je daar binnen de technische mogelijkheden een hulpmiddel voor ontwerpen. Als gebruikers zouden we eigenlijk tegen computerprogrammeurs moeten zeggen: ‘Hou die rotzooi bij je tot je eens hebt nagedacht over wat voor ons [gebruikers- RvB] nuttig is,’ aldus Thijs Chanowski in Het Parool, 14 januari 1998, p. 9. Thijs Chanowski (1930) was ten tijde van dit citaat, bijzonder hoogleraar Multimedia Interactie bij de Faculteit Wiskunde, Informatica, Natuur- en Sterrenkunde van de Universiteit van Amsterdam.

Plaats een reactie